G3306 Engine Caterpillar

Controleer de brandstofdruk vóór en na de gasdrukregelaar. In tabel 1 vindt u de vereiste brandstofdruk voor de gasdrukregelaar.

Tabel 1

Vereisten voor brandstofdruk naar gasdrukregelaar
Brandstofsysteem	Druk
Lagedrukgas Zonder drukvulling	10,3 tot 34 ± 2 kPa (1,50 tot 5 ± 0,25 psi)
Hogedrukgas	172 tot 207 ± 7 kPa (25 tot 30 ± 1 psi)

Druk van brandstoftoevoer naar carburateur

De gasdrukregelaar houdt een drukverschil in stand tussen de lucht en de brandstof die aan de carburateur wordt geleverd. Na de instelling houdt de gasdrukregelaar het drukverschil in stand als reactie op veranderingen in de luchtdruk.

Gebruik een watermanometer om het drukverschil te meten. Doe de meting wanneer de motor met voltoeren onbelast loopt. Nadat de motor is belast, daalt de brandstofdruk gewoonlijk met ongeveer 0,1 tot 0,25 kPa (0,50 tot 1 inch H₂O). Als de gasdrukregelaar onregelmatig werkt, is het mogelijk dat de gasdrukregelaar gerepareerd moet worden.

Aardgas

Stel de druk van de brandstoftoevoer maximaal 1 tot 1,2 kPa (4 tot 4,5 inch H₂O) HOGER in dan de omgevingsluchtdruk.

Propaan

Stel de druk van de brandstoftoevoer −0,37 ± 0,06 kPa (-1,5 ± 0,250 inch H₂O) LAGER in dan de omgevingsluchtdruk.

Opm. Als de motor met een verstuiver/regelaar voor brandstoftoevoer van vloeibare propaan is uitgerust, regelt de verstuiver/regelaar de druk op het juiste peil. Er is geen bijstelling vereist.